• Albrand
  • Gafco
  • Rensa
  • Netterden
  • Hawi
  • CAD2M
  • Ubbink

Spelregelvragen oktober

Nieuws, Spelregelvragen

Er is belangstelling voor een spelregel-rubriek op de website met als doel de spelregelkennis op te schroeven dan wel onder de aandacht te brengen.

De vorige maand, september, waren dat de volgende vragen:

Vraag 1:

Een coach laat bij herhaling merken het niet eens te zijn met de beslissingen van de scheidsrechter, door de scheidsrechter aan te kijken en fronsend zijn hoofd te schudden.
Als de scheidsrechter in de ogen van de coach weer een foute beslissing neemt, roept de coach: ,,Scheids je zit er weer naast! Heb je wel door dat je hier met jeugd te maken hebt?”

De scheidsrechter heeft er genoeg van en zegt tegen de coach dat hij naar de tribune moet. De coach eist van de scheidsrechter, dat hij de bijbehorende kaart moet trekken. De scheidsrechter kan dat niet, omdat hij de kaarten niet bij zich heeft.
Na herhaaldelijk aandringen door de coach, haalt de scheidsrechter zijn kaarten op uit de kleedkamer en trekt een rode kaart, waarbij de scheidsrechter herhaalt dat de coach naar de tribune moet.

A  De scheidsrechter heeft de spelregels met betrekking tot wangedrag correct toegepast.
B  De scheidsrechter heeft de spelregels met betrekking tot wangedrag NIET correct toegepast.

Antwoord:

In de Spelregels staat:

1) De deelnemers moeten de beslissingen van de scheidsrechters sportief aanvaarden, zonder daarover in discussie te gaan. In geval van twijfel mag alleen via de aanvoerder in het veld opheldering worden gevraagd.

2) In spelregel 21 wordt het volgende onderscheid gemaakt:
– Kleine misdragingen, ook wel onsportief gedrag: Mondeling via aanvoerder, of handgebaar, of Gele kaart;
– Onbehoorlijk gedrag: handelingen tegen de goede manieren of tegen de morele beginselen: Rode kaart;
– Beledigend gedrag: lasterlijke en beledigende woorden en/of gebaren of elke actie die blijk geeft van minachting: Geel+Rood in 1 Hand;
– Agressief gedrag: feitelijk lichamelijk geweld of het aannemen van een agressieve of dreigende houding: Geel+Rood in 2 Handen.

3) Het is de taak van de eerste scheidsrechter te voorkomen dat er aan de teams maatregelen moeten worden opgelegd.

 

Mijn mening:

1) Een scheidsrechter hoort de kaarten bij zich te hebben. Mijn motto: ‘Beter mee verlegen, dan om verlegen’.
2) Geef als coach het goede voorbeeld, zeker in een jeugdwedstrijd.
3) Rode kaart = onbehoorlijk gedrag = prima!
4) Naar de tribune sturen is een straf die onlosmakelijk is verbonden aan agressief gedrag (geel + rood in 2 handen).

Met twee enthousiaste volgers van de spelregels op de website heb ik hierover al van gedachten gewisseld. Ik nodig jullie uit onderling hetzelfde te doen, en ben benieuwd naar de resultaten!

Vraag 2:

De spelverdeelster van ploeg A krijgt de pass behoorlijk scherp op het net en besluit de bal, die op het moment van spelen geheel boven de netrand is, over het net te spelen.
De scheidsrechter vermoedt, dat de spelverdeelster op dat moment achterspeelster is, doch weet dat niet zeker en laat doorspelen.
Deze ralley eindigt als de bal even later bij ploeg B op de grond valt.

De scheidsrechter fluit, wacht met geven van tekens en ziet dat de spelverdeelster op linksachter gaat staan.
Vervolgens wijst de scheidsrechter met zijn arm naar de kant van ploeg B, en geeft daarna teken 21: ‘verboden aanval door achterspeelster’.

A  Juiste beslissing van de scheidsrechter.
B  Foute beslissing van de scheidsrechter.
Antwoord:

Dit heb ik zelf toegepast in een oefenwedstrijd bij Dames2.
De situatie wordt iets lastiger als de spelverdeelster na zo’n actie op linksvoor gaat staan, want dan rijst de vraag: ,,Welke ploeg heeft als laatste geserveerd?’’

Juiste antwoord: A

 

 

De nieuwe vragen van de maand oktober :

Vraag 1:

Ploeg A positioneert bij eigen serve 3 voorspelers aan het net op positie 2-3.
Alle 3 voorspelers hebben de armen omhoog, bewegen niet eerder dan dat er is geserveerd en staan zodanig dat ze voor 1 verdediger van ploeg B het zicht blokkeren richting de speler van ploeg A die aan serve is.
Tussen de 3 voorspelers en de serveerder van ploeg A worden 2 achterspelers neergezet die rechtop gaan staan met beide handen gevouwen op het (achter)hoofd en de ellebogen zo breed mogelijk.
De serveerder van ploeg A staat rechts in het servicevak (positie 1) en voert een diagonale serve uit (over positie 3-4) richting een verdediger van ploeg B, die vrij zicht heeft op bal en serveerder.

De scheidsrechter fluit af voor schermen en geeft punt en serve aan ploeg B

A  Juiste beslissing van de scheidsrechter;
B  Foute beslissing van de scheidsrechter.

Vraag 2:

Dezelfde situatie als de vorige vraag.
Echter, de serveerder van ploeg A voert nu een sprongserve uit (over positie 2-3) richting een verdediger van ploeg B.
De scheidsrechter fluit af voor schermen en geeft punt en serve aan ploeg B.

A  Juiste beslissing van de scheidsrechter;
B  Foute beslissing van de scheidsrechter

Rob Buiting

Klik hier voor een overzicht van de spelregelvragen.